Koorkring Zeeuws-Vlaanderen
Zing van de Heer een nieuw lied, heel de aarde, zing van de Heer.
Abonneren

Abonneer je nu voor nieuwe artikelen op deze website!

het Onze Vader

Als medewerkers aan de verschillende liturgische vieringen is het wel noodzakelijk om enige kennis te hebben van de opbouw van de viering waaraan we bijvoorbeeld als koor, dirigent of organist onze medewerking verlenen. In de categorie 'Zang in de liturgie' brengen wij de verschillende momenten onder de aandacht die door een koor gezongen kunnen worden. In de zesde aflevering het 'Onze Vader'.


 


Van Jezus weten we, dat Hij bij het Laatste Avondmaal het brood nam, de dankzegging sprak, het brood brak en het uitdeelde. Evenzo nam Hij de beker, sprak ook daar de zegenbede over uit en liet ieder drinken. Het nemen en danken van Jezus hebben we binnen onze eucharistieviering vorm gekregen in twee samenhangende, maar toch aparte delen: de Bereiding van de gaven en het Eucharistisch Gebed. Onopvallend, maar nauw met het voorgaande verbonden, wordt daarna de overgang gemaakt naar de Communieritus. Hierin krijgen het breken en delen van Jezus liturgisch gestalte. De Communieritus vangt aan met het Gebed des Heren, het Onze Vader. Wanneer de Algemene Inleiding op het Altaarmissaal over het Gebed des Heren spreekt noemt het in één adem ook de uitnodiging tot het gebed als ook het embolisme (Verhoor ons, Heer ….) en de doxologie (Want van U is het koninkrijk…). De vier elementen zijn van oudsher met elkaar verbonden en volgens de Inleiding worden zij gezongen of luide gezegd.

Het Onze Vader/ Pater Noster is het bekendste gebed uit de Christelijk traditie. Het word genoemd naar de eerste woorden waar het gebed, in de versie van het Matteüs-evangelie (Mat. 6, 19-15) mee begint. Er bestaan twee versies van het Onze Vader. De meest uitgebreide versie van het gebed is te vinden bij Matteüs. De evangelist Lucas geeft een iets kortere versie (Lucas 11, 2-4).  De manier waarop Jezus zijn leerlingen leerde bidden, laat waarschijnlijk iets zien van zijn eigen gebed. Het gebed vertoont een woordgebruik sterke overeenkomsten met het Joodse kaddisjgebed. Dat is een loflied op de God van Israël, waarin vertrouwen in de toekomst en de verlossing van de wereld wordt uitgesproken. De aanhef ervan luidt: ‘Verheven en geheiligd worde zijn grote naam in de wereld, die Hij naar zijn wil geschapen heeft. Hij laten zijn koninkrijk komen, in uw leven en in uw dagen en in het leven van het ganse huis van Israël, spoedig en over korte tijd’.

Wanneer het Onze Vader (naar de tekst van Matteüs) een plaats in de liturgie kreeg is niet met zekerheid vast te stellen, maar algemeen wordt aangenomen dat het gebed vanaf de vierde eeuw in de communieritus is opgenomen.  Het was paus Gregorius de Grote (590-604), die het Onze Vader in de Romeinse liturgie een definitieve plaats gaf, aansluitend op het Eucharistisch Gebed en voor de breking van het brood. Hij was het ook die van dit gemeenschapsgebed bij uitstek een presidentieel gebed maakte. Terwijl in het Oosten het Gebed des Heren steeds een gebed van-en-door-ons-allen bleef, kon in het Westen het gebruik ontstaan dat het gebed door de voorganger werden gebeden/voorgezongen en het volk pas deelnam bij de laatste bede: ‘Sed libera nos a malo’ (maar verlos ons van het kwade). Bij de vernieuwing van de Ordo Missae na Vaticanum II is de plaats van het Onze Vader opnieuw onderwerp van discussie geweest. Uiteindelijk heeft met de plaats, die paus Gregorius had aangewezen, gehandhaafd. Het is wel conform de oudste liturgische traditie en die van het Oosten, weer hersteld als gebed van heel de gemeenschap. Het gebed heeft zo een scharnier functie. Het eerste deel van het gebed sluit aan bij het Eucharistisch gebed (heiliging van Gods Naam, de komst van Zijn Rijk, het geschieden van Zijn wil) en het tweede gedeelte met de bede om het dagelijks brood en om vergeving van zonden bereidt ons voor op de communie.

Omdat het bij het Onze Vader om een gemeenschappelijk gebed gaat, dat om deelname van de aanwezige gemeenschap vraagt, is het  vanzelfsprekend, dat iedereen door de voorganger wordt uitgenodigd om het samen te zingen of uit te spreken.  Als vanouds gebeurt dit met de bekende formule:  Aangespoord door een gebod van de Heer…… durven wij zeggen). Het ‘Oremus’ dat daar vroeger aan voorafging, is bij de liturgievernieuwing weggelaten. Een algemene oproep tot gebed (Oremus – laat ons bidden) is direct na een extra lang gebed (Eucharistisch Gebed) weinig zinvol. Enigszins vreemd klinkt het woord ‘audémus’ (audere – durven) in de uitnodigingsformule. Men is er zich in de oudheid steeds van bewust geweest, dat er werkelijk een zekere durf voor nodig is, om God – in navolging van zijn Zoon Jezus – Vader te noemen. In een Romeins document (Litterae circulares van 17 april 1973) wordt uitdrukkelijk de mogelijkheid gegeven om de uitnodigingstekst anders te formuleren.

Een tweede tekst, reeds algemeen in omloop voor de vertaling van de liturgische boeken, wordt gebruikt als inleiding voor de meest bekende muzikale versies: 'Laten wij bidden tot God onze Vader met de woorden die Jezus ons gegeven heeft.' 

In de Didachè, een heel oude liturgische instructie staat een toevoeging aan het Onze Vader (Didachè 8, 2). De tekst is in de viering van de eucharistie opgenomen als zogenaamde lofprijzing of met het Griekse woord ‘doxologie’. De doxologie lijkt net als het Onze Vader wortels in het joodse kaddisjgebed te hebben. Het kaddisjgebed wordt door toehoorders namelijk steeds beaamd met de formule: ‘Moge zijn grote naam in alle eeuwigheid worden geprezen.’

Het Onze Vader is dus een voornaam gebed. Wanneer het gezongen wordt, vraagt het om deelname van allen. Naast het al oude Pater Noster, zijn er heel wat eenvoudige recitatiefzettingen beschikbaar (Gezangen voor Liturgie 321 tot en met 324). Ideaal is de muzikale zetting, waarbij het koor zich met eigen mogelijkheden, meerstemmig, bij de zingende gemeenschap aansluit. Een voorbeeld daarvan is het Onze Vader uit de Thomasmis van Jan Raas. Maar laten we het als koorzangers en kerkmusici zeker niet uit het oog verliezen dat het een gebed is voor heel de samenkomende gemeenschap.

De Commissio mixta van Nederland en Vlaanderen - die reeds verschillende jaren werkt aan de herziening van de Nederlandse vertaling van het Romeins Missaal volgens de normen van de vertaalinstructie "Liturgiam authenticam" (2001) - heeft ook voor de liturgie een gemeenschappelijke vertaling voorgesteld van het Gebed des Heren, waar in Nederland en Vlaanderen tot nu toe verschillende vertalingen werden gebruikt. De nieuwe tekst werd zowel door de Nederlandse en de Belgische bisschoppenconferentie goedgekeurd, alsook door de Apostolische Stoel. De invoeringsdatum in Nederland en Vlaanderen is de Eerste zondag van de Advent 2016. 

 

Huidige Nederlandse tekst:

 

Onze Vader,

die in de hemel zijt,

uw naam worde geheiligd,

uw rijk kome,

uw wil geschiede

op aarde zoals in de hemel.

Geef ons heden

ons dagelijks brood

en vergeef ons onze schuld,

zoals ook wij aan anderen

hun schuld vergeven:

en leid ons niet in bekoring

maar verlos ons van het kwade.

 

Huidige Vlaamse tekst:

 

Onze Vader,

die in de hemelen zijt,

geheiligd zij uw naam,

uw rijk kome,

uw wil geschiede,

op aarde als in de hemel.

Geef ons heden

ons dagelijks brood

en vergeef ons onze schulden,

gelijk ook wij vergeven

aan onze schuldenaren:

en leid ons niet in bekoring

maar verlos ons van het kwade.

 

Gemeenschappelijke vertaling:

 

Onze Vader,

die in de hemel zijt,

uw naam worde geheiligd,

uw rijk kome,

uw wil geschiede,

op aarde zoals in de hemel.

Geef ons heden

ons dagelijks brood

en vergeef ons onze schulden,

zoals ook wij vergeven

aan onze schuldenaren

en breng ons niet in beproeving

maar verlos ons van het kwade.

 

Reacties

Commentaar
Jouw naam/bijnaam
Website url
E-mail
Vul deze captcha in
Dit is een verplicht veld