Abonneer je nu voor nieuwe artikelen op deze website!
In deze rubriek laten wij u kennis maken met mensen zoals u en ik die zich in Zeeuws-Vlaanderen inzetten voor muziek en liturgie. In deze aflevering neemt zuster Wivina u mee naar Aardenburg, zij en u als lezer bent te gast bij….. Walter Dierick.
Op de afgesproken tijd en de goede uitleg van de weg kom ik bij de familie Dierick aan. Er was bezoek waardoor de warme maaltijd wat later op tafel komt. Na de maaltijd trokken wij ons terug voor het gesprek.
Walter zou je wat willen vertellen over je afkomst?
“Ik ben geboren in Aardenburg. Ons gezin bestond uit vader – moeder – twee zussen en ik. Mijn vader, van huis uit metselaar, werkte decennia lang aan monumenten in de provincie Zeeland en ook in Bergen op Zoom. We waren van thuis uit sterk betrokken bij het kerkgebeuren. Mijn grootvader was zanger en ook enkele ooms. Er waren daarnaast ook nog enkele priesters en verschillende kloosterlingen in de familie. In 1946, ik was toen 9 jaar, werd ik misdienaar. Het grote boek op de standaard moest tijdens de dienst verplaatst worden. Je kon er als kleine jongen niet overheen kijken en dan had ik de pech dat het boek op de grond viel met als gevolg een boze pastoor. In 1949 ging ik naar het seminarie in Sluis bij de Reguliere Kanunniken van Sint Augustinus. Er waren toen 40 studenten en 8 priesters. In die tijd werd er veel gezongen en waren er veel plechtigheden. Ik kon goed zingen en kwam al meteen in de scola cantorum. Het was veel repeteren, ook bij de studie hoorde zangles. Het was druk en hard werken. Om 05.30 uur opstaan, van 06.00 tot 6.15 uur morgengebed en daarna meditatie, eucharistie, ontbijt, studie en zang, alles afgewisseld met korte periodes voor recreatie. De hele dag was geprogrammeerd. ’s Avonds was er een half uurtje voor ontspanning, ademhalen in je eigen ritme. Op zondagmorgen gingen we in alle vroegte met een man of zes naar het “Hoompje” aan de Sint Annastraat in Sluis, dat was een internaat voorgeestelijk gehandicapte kinderen. Daar zongen we dan de mis. Dat was een leuke onderbreking. De zusters verwenden ons met Belgische chocolade. Het was in die tijd nog armoede dus het was voor ons een extraatje. Het was een leerzame, maar harde tijd. Ik heb er veel moeten leren incasseren.”
“In 1955 heb ik het seminarie, dat in de 60er jaren van de vorige eeuw werd gesloten, verlaten en ben ik weer in het parochieleven terecht gekomen. Vervolgens was ik van 1961 tot 1985 organist hier in Aardenburg. Eerst deden we het met zijn tweeën, vanaf 1966 kwam ik er alleen voor te staan. Bij alle vieringen moest ik opdraven – jaargetijde, lof, uitvaarten, huwelijken en de zondagviering natuurlijk –. Dat was wel 250 keer in een jaar. Toen ik bij de pastoor aangaf dat het zo niet verder kon in verband met mijn werk, schafte hij het lof en de jaargetijden gewoon af. In 1966 ben ik dan met Ria getrouwd. Daarnaast fungeerde ik ook nog als dirigent. In 1970 heb ik het Jongerenkoor opgericht en 15 jaar heb ik er leuk meegewerkt. Het koor staat nu al jaren onderleiding van Freddy Moens. Daarnaast was ik dirigent van het mannenkoor en sinds 1983 ook van het West Zeeuws-Vlaams Gregoriaans Koor. Momenteel ben ik nog alleen dirigent van het gregoriaans koor, ik werd te veel geleefd. Met het gregoriaans koor zingen we in diverse kerken, in de loop der jaren wel in 55 plaatsen. Het koor zingt iedere vierde zondag van de maand en we repeteren 2 keer per maand. Daarnaast worden we vaak gevraagd om uitvaarten te zingen. De groep bestaat nu nog uit 13 mannen.”
Hoe kon je dit alles doen? Wat deed je voor de kost?
“Zeker is dat de thuisbasis er achter moet staan. Ik was werkzaam als ambtenaar bij de gemeente Aardenburg van 1956 tot 1995 en na samenvoeging van de gemeenten Sluis en Aardenburg nog twee en een halve maand bij de gemeente Sluis-Aardenburg. Daarna enkele maanden wachtgeld, vervolgens VUT en pensioen. Vanaf mijn 58ste ben ik gestopt met werken. Er was altijd goed overleg en er kon veel geregeld worden. Ik moest ’s avonds wel dikwijls terug naar mijn werk en leverde ook altijd een aantal vakantiedagen in.”
Zit je nu met de armen over elkaar of ben je nog steeds actief?
“Ik verzorg in de regio de uitvaartwacht samen met pastores en nog een vrijwilliger, voor mij komt dit neer op zo’n 70 dagen per jaar. Verder verzorg ik uitvaartdiensten in kerken en in de crematoria in Terneuzen en Brugge en ga geregeld voor in diensten in woonzorgcentrum ‘Coensdike’ hier in Aardenburg. De diensten vragen wel veel voorbereiding en bij een overlijden ook nazorg. Tien jaar ben ik eindverantwoordelijke van het huis aan huisblad ‘de Sincfalbode’ geweest en schrijf nu nog als dat zo uitkomt. Om de 14 dagen verzorg ik het parochiebulletin en ben verder geregeld behulpzaam bij het verspreiden van kerkelijk nieuws. En zoals ik al zei, ben ik nog steeds dirigent van het West Zeeuws-Vlaams Gregoriaans Koor dat dit jaar 40 jaar bestaat. Ik verveel me beslist niet!”
Voor dit vele werk dat Walter verrichtte kreeg hij menige onderscheiding. Hij is er blij mee, maar daar deed hij het niet voor. Trots toonde hij mij enkele van de eretekenen: Pro Ecclesia et Pontifice, Ridder in de Orde van Leopold II, Eremedaille in goud verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, de zilveren en gouden medaille en het ereteken van de Nederlandse Sint Gregoriusvereniging
Reacties