Abonneer je nu voor nieuwe artikelen op deze website!
In deze rubriek laten wij u kennis maken met mensen zoals u en ik die zich in Zeeuws-Vlaanderen inzetten voor muziek en liturgie. In deze aflevering neemt zuster Wivina u mee naar Terneuzen. Zij en u als lezer, bent te gast bij …..Wim van der Put
Op een zonnige middag kwam ik aan bij de flat waar Wim woont. De lift bracht me op de negende verdieping waar ik terecht kwam bij Wim en zijn vrouw Fieni. Al snel belandden we in onze gemeenschappelijke geboortestreek en herinneringen werden opgehaald.
“Ik ben geboren in 1924 in Ginneken bij Breda. Vanaf mijn zesde jaar mocht ik meezingen in het jongenskoor van de Laurentiuskerk, de parochiekerk van Ginneken, dat toen nog een zelfstandige gemeente was. Het jongenskoor zong ook buiten de parochiekerk diensten, zoals bij diverse vieringen in Breda en omgeving. We waren toen netjes gestoken in matrozenpakjes; ongeveer twintig brave knaapjes onderleiding van Kapelaan van Mechelen. Later ben ik in Breda ook bij het koor van de H. Sacramentskerk gaan zingen en ook nog bij het Bredaas Gemengd Koor, onderleiding van Louis Toebosch. We zongen toen prachtige muziek, zoals Magnificat van Bach, de Vesperae Solemnes van Mozart, het Te Deum van Purcell en het Requiem van Fauré, vaak ook met begeleiding van het Brabants Orkest. In de oorlog moest ik helaas mijn studie afbreken, aangezien ik in Duitsland moest gaan werken, maar daar had ik geen zin in. Het werd dus onderduiken met risico’s en gevaren van dien (later vaak onderschat). Dit was vaak op afgelegen boerderijen. Ik hoefde dus toen geen honger te lijden, maar van zingen kwam ook weinig terecht. “
Na oorlogse periode
“Na de oorlog en het vieren van de bevrijding ben ik gaan werken op een expertisebureau voor het regelen van de oorlogsschade en daarna op het Bredaas kantoor van een verzekerings-maatschappij, waarvoor in 1949 een nieuw bijkantoor werd geopend in Goes. Als afgevaardigde van het kantoor Breda mocht ik daarheen en daar begon mijn Zeeuwse periode, waaraan nog altijd geen einde is gekomen.”
Zeeuwse periode
"Ook in Zeeland moest natuurlijk gezongen worden, allereerst bij het gemengd koor Arti et Amicitiae in Goes Bij deze zangvereniging vond ik mijn sopraantje en we zijn nog altijd een gelukkig paar! In 1957 ben ik bij een makelaarsbedrijf in Eindhoven afdelingschef geworden en in 1961 ben ik terug naar Goes gegaan voor de oprichting van een eigen assurantiekantoor. Het werd in die tijd nog geopend door de burgemeester.In die tussentijd had Evert Heijblok de koorschool voor jongens opgericht. De jongens van de koorschool moesten samen met het herenkoor de kerkdiensten gaan zingen en Evert vroeg aan mij daaraan deel te nemen. Met dit samengestelde (Koorschool en herenkoor) zijn in binnen- en buitenland veel uitvoeringen verzorgd."
"In 1990 ben ik met mijn echtgenote in Terneuzen komen wonen. In de beginperiode ging ik nog iedere week twee keer naar Goes voor de repetities en vieringen met het herenkoor. Ik werd in Terneuzen lid van het gemengd koor en het Gregoriaans koor. Bij het Gregoriaans koor ben ik meerdere malen als dirigent opgetreden. Toen mijn jongste dochter in Weert ging wonen, heb ik ook daar met het kerkkoor van de Martinusparochie meegezongen."
"Tot slot nog dit: de heilige Alfonsus zei eens ‘wie goed zingt, bidt dubbel’. Daaraan heb ik altijd getracht gevolg te geven.”
Reacties